zondag 11 december 2011

Mama, mag ik een stukje soep?


Een kwebbelkousje ben ik altijd geweest. Al van jongs af aan kon ik praten als Brugman. Of het nou tegen een Duits vriendinnetje was die ik ontmoette op het strand, de hond van de buren waarvan ik dacht dat hij mij kon verstaan of ’s avonds in de badkamer een heel verhaal tegen mezelf vertelde in de spiegel. Ik was één open boek, iedereen die maar wilde luisteren kreeg vanzelfsprekend een leuk verhaaltje die ik zo uit mijn mouw schudde.

Mijn woordenboek was anders dan het reguliere van Dale dat we allemaal kennen. Een kleine greep uit mijn originele woordenschat: de spierballen van een man noemde ik ‘stuurballen’. Naderende uitleg kan ik helaas niet meer geven. Het gebedje ‘de vader, de zoon en de heilige geest’, gaf ik een hele andere wending: ‘de zomer, vader ijs en Anne’. Hoe ik daarbij kom, ik heb werkelijk geen idee! Alhoewel het natuurlijk veel leuker klinkt, vind je niet?! En ook ‘stoepstengel’ en ‘kroepkoek’ waren erg favoriet.

Gelukkig is mijn woordenschat in de volgende jaren flink verbeterd. Maar soms, heel soms, betrap ik mezelf stiekem nog... 'Mama, mag ik een stukje soep?'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten